boze tong


boze tong 1.0

iemand die kwaadspreekt; lasteraar; kwaadspreker
Meestal in het meervoud boze tongen.

Algemene voorbeelden


De toekenning van literaire prijzen zou gewoon een onderonsje tussen gevestigde uitgeverijen en dito literatoren zijn. De prijzenpot zou steevast verdeeld worden onder de drie grootste uitgeverijen [...]. Boze tongen fluisteren zelfs dat de juryleden de boeken niet eens lezen omdat ze het veel te druk hebben met al die dineetjes op kosten van de betrokken partijen.

De Standaard,

De gemeente ontvangt voor iedere asielzoeker een bijdrage van veertig gulden per maand. Daarmee worden de onkosten bestreden. Boze tongen beweren dat dat geld onmiddellijk in de gemeentekas vloeit.

Meppeler Courant,

Een boze tong zou kunnen beweren dat voor Morriëns vrouwen maar een bescheiden rol is weggelegd.

NRC,